Thurston Moore
+ Head of Wantastiquet
De Duif, Amsterdam12-12-2011
Rolling Stone plaatste hem op nummer 34 in de top 100 beste gitaristen aller tijden. Niet zozeer voor zijn technische spel als wel voor zijn kwaliteit om virtuoze geluidsstructuren te creëren. Ik heb het hier over Thurston Moore, gitarist/zanger van de legendarische altnoiserockers Sonic Youth, de band die Kurt Cobain inspireerde Nirvana op te richten. Moore stond afgelopen maandag met zijn solo muziek in de Amsterdamse kerk De Duif. Een mooie gelegenheid om eens polshoogte te nemen.
De Paradiso heeft al een aantal jaar een samenwerkingsverband met de Amsterdamse kerk De Duif. Hier worden vaker (pop)concerten gehouden in de fantastische neoclassicistische sfeer van de kerk die in 1796 gebouwd is. Deze avond staat Thurston Moore op het programma, de toch wel legendarische gitarist van de al even legendarische band Sonic Youth. Vanavond is hij echter solo, hoewel omgeven door een voltallige band. Als voorprogramma heeft hij deze tour Head of Wantastiquet meegenomen.
Er is veel ouder volk deze avond, maar toch ook genoeg twintigers die geinteresseerd zijn in het solo werk van Moore. De Duif staat vol met zitplaatsen, wat zorgt voor een intieme setting. Rond acht uur verschijnt Paul Labrecque op het podium, de man achter het project Head of Wantastiquet, met een prachtige electrische gitaar. Samen met een harpiste en een semi-akoestische gitarist begint hij aan het opbouwen van wat een mooie soundscape blijkt te zijn.
Er wordt slechts een nummer gespeeld, met een langzame opbouw. Na een minuut of tien wordt er pas percussie toegevoegd aan het geluid dat geweven wordt door de harp, de twee gitaren en af en toe een hoge, woordenloze zanglijn van Labrecque. Weer vijf minuten later voegt een violiste zich toe bij het geheel en ondertussen is de muziek bijna ongemerkt steeds voller geworden, steeds verder ingekleurd met details en herhalende mantra’s. Dan opeens is het voorbij, na een klein half uurtje. Meer krijgen we niet en Labrecque en de rest van de band lopen onder verdiend applaus het podium af.
De Duif is ondertussen zeer goed gevuld, hoewel het concert niet uitverkocht is. Toch zijn vrijwel alle stoelen bezet en staan er zelfs mensen langs de zijkanten en de achterkant. Even na negenen komt Thurston Moore dan het podium op, geflankeerd door dezelfde band die eerder Paul Labrecque begeleidde. Moore komt relaxed over en zet gelijk de toon voor de avond als hij commentaar geeft op zijn microfoonstandaard, terwijl hij deze repareert: “Als dit een computer was geweest, dan zou dit een lange avond worden...”
Voordat hij overgaat tot het eerste nummer ‘Queen Bee and her Pals’, draagt hij het uitgebreid op aan de inmiddels overleden beat-dichter Allen Ginsberg en en passant ook nog aan diens collega-vrienden Gregory Corso en William Burroughs, “who have always disputed the tyrants and have always considered themselves pariahs”. Het publiek luistert stil en lacht op de momenten van de grapjes -dit belooft een mooie avond te worden. De Duif is er ook een ideale locatie voor en de akoestiek blijkt perfect te zijn.
De tweede track die gespeeld wordt is ‘Psychic Hearts’ van het gelijknamige album uit 1995. Live verwordt dit nummer tot een Sonic Youth-achtig luisterspel, met een excentrieke vreemdheid die psychedelisch Brits klinkt, maar tegelijk ook doet denken aan het werk van the Fugs (waar Ginsberg ook aan gelieerd was). Een harp is wellicht niet het eerste instrument waarbij men moet denken bij noisy gitaarmuziek, maar vanavond laat deze harpiste zien wat het instrument allemaal nog meer vermag dan slechts engelen begeleiden.
Moore speelt geweldig en wordt ook fantastisch ondersteund door de rest van de band, die de muziek weet te laten leven. De Sonic Youth-achtige nummers nemen het publiek mee, weg vanuit de neoclassicistische stijl mee de Factory in, mee naar de wonderlijke wereld van Warhol. Dit laatste kan ook komen door het nonchalante haar en dito oogopslag van Moore, die soms wel iets van hem weg lijkt te hebben. De noisy muziek klinkt krachtig en er klinkt een zekere noodzaak in door, alsof eenzaamheid of gekte de maker op de hielen zit en het spelen van muziek de enige manier van verlossing is.
Het tweede deel van de show is meer ingetogen en de nadruk ligt meer op de nummers van het dit jaar verschenen solo-album Demolished Thoughts. Tijdens deze rustigere nummers hangt er soms een zweem van een Lou Reed of een David Bowie rondom Moore, die met zowel zijn spel als zijn performance laat blijken een groot muzikant en markante persoonlijkheid te zijn. Ondertussen zorgen de viool, tweede gitaar en percussie voor een warme kleur in de klanken.
Het spel van de harpiste is werkelijk wonderlijk te noemen. Het is geweldig om haar handen, vooral tijdens de snelle chaotische stukken die nog steeds af en toe opduiken, over de snaren te zien vliegen. Alsof ze middels haar harp op onnavolgbare wijze een web van lagen muziek fabriceert, een web dat de luisteraar omzwachtelt met een vredig gevoel. Een web waarin de luisteraar met geen mogelijkheid uit kan ontsnappen, maar dat ook totaal niet zou willen.
Ondertussen zingt Moore “I found a diamant in the gutter”, waarmee hij zijn eigen persoonlijkheid lijkt te reflecteren. Op momenten doet Moore denken aan Tom Waits, alleen dan in een versie die rustelozer is, psychedelischer en meer urbaan, industrieel wellicht. Dan een mooi moment: Moore ziet een jongen naast en onder het podium verdwijnen (richting de wc’s). Hij vraagt aan het publiek of het geen geweldige concertervaring zou zijn als je naar de wc gaat en vervolgens de hele band van het podium stapt en je achterna komt. Na een korte aarzeling kijkt hij de rest van de band aan zegt: “C’mon, let’s do it!” Zo gezegd zo gedaan en de hele band verdwijnt richting de wc’s. De jongen zal het hoogstwaarschijnlijk inderdaad nooit meer vergeten...
Het nieuwere en rustigere werk van Moore wordt sterk gespeeld, maar toch blijft het gevoel kleven dat hij nog sterker is op de heftigere momenten, waarbij het gevoel van vervreemding dieper aankomt bij het publiek dan de pracht van de meer ingetogen nummers. Twee maal draagt Moore poëzie voor tussen de nummers door, wat de toch al dynamische avond nog meer cachet geeft. “Rock n roll / poetry / and the girls lost in it”
De reguliere set eindigt met ‘Blood Never Lies’, waarna het gezelschap onder daverend applaus en donderend voetgeroffel van het podium verdwijnt. Natuurlijk is er een toegift, waarin Moore zelfs zijn jasje uit doet. In een tweede toegift gooit hij ook nog zijn stropdas weg, om vervolgens samen met de andere muzikanten een denderende en gewelddadige climax neer te zetten. Noisy, onaards en tegelijk een geluid dat iedereen doet beseffen dat ie hier en nu bestaat. Na anderhalf uur stopt de muziek dan daadwerkelijk, het publiek in de Duif achterlatend met een grote glimlach, beseffende dat ze getuige zijn geweest van iets bijzonders.
Geschreven voor Jimmy Alter