donderdag 30 juli 2015

Interview met Merlijn Poolman

"In veel scenes gaat het tegenwoordig meer om een goede hype dan om echte muziekkwaliteit. Dat is wel eens jammer."

Onlangs sprak ik met Robert Smit over onder meer Poptrash, een terugkerend evenement in Amsterdam met aandacht voor live muziek gecombineerd met dance. Deze keer aandacht voor een andere organisator uit een andere stad: Merlijn Poolman uit Groningen. Ik sprak Merlijn over zijn organisatiebezigheden, feesten in China en hernieuwde aandacht voor de offline samenleving. 


Scholierenfeest
Merlijn Poolman is nog onderweg als ik hem bel voor het interview. Ik hoor de wind door de telefoon, maar Merlijn rijdt niet rond in een dikke cabrio -hij zit op de fiets. Dat staat een interessant gesprek alleszins niet in de weg en op mijn vraag of Merlijn eens uit de doeken kan doen wat hij precies doet in Groningen geeft hij enthousiast en uitvoerig antwoord. "Ik beschouw mezelf als cultureel ondernemer. Ik ben een ondernemer met twee horecazaken -een restaurant en een nachtclub. Waarbij mijn compagnon meer het restaurantgedeelte doet en ik de club." Merlijn doet uit de doeken hoe hij nu precies is gekomen tot zijn huidige positie. Het lijkt een weg van toevalligheden. "Ik ben eigenlijk begonnen in de metalscene, gewoon met het organiseren van concertjes en dergelijke. In 2009 zat ik op de Academie voor Popcultuur, daar heb ik voor een schoolproject een tour voor mijn eigen band in Zuid-Amerika geregeld. Daar had ik subsidie voor gekregen en dat heb ik met de stichting Nederlandse Muziekexport opgezet. Dat is eigenlijk een beetje de basis geworden voor mijn verdere verloop als organisator. In het derde jaar van de studie heb ik stage gelopen bij Jeroen Brom, de manager van Epica. Toen heb ik bij het poppodium waar hij ook werkte een scholierenfeest georganiseerd, je weet wel, met van die slechte R&B. Dat was stiekem eigenlijk wel heel erg leuk om te doen, en dat was eigenlijk voor het eerst dat ik iets organiseerde dat heel erg buiten mijn eigen smaak lag."




Subsonic
Ondanks dat de muziek ver buiten zijn eigen terrein lag, beviel het hele proces Merlijn wel en smaakte het naar meer. "Die scholieren vonden het mooi, een vriend van mij draaide en iemand kwam mooie lampen ophangen en zo. Ik kwam er toen achter dat ik het leuk vond om iedereen dingen te laten doen waar ze goed in zijn. In het vierde jaar werd ik gebeld door een maat van de middelbare school, Jurriën, en die gaf aan samen met iemand anders, Rico, regelmatig een technofeestje te organiseren in de Pin-Up Club. Die club ging echter failliet ging, terwijl het technofeestje wel altijd goed liep. Techno was toen eind 2011 onder studenten in Groningen echt groot aan het worden. Jurriën vroeg toen aan mij of ik het niet zag zitten om een club te beginnen. Daar moest ik wel even over nadenken, want ik hield echt helemaal niet van uitgaan of dance enzo, dus dat voelde aanvankelijk wel apart. Maar ik had nog een afstudeerproject nodig, en ik vond ook dat feestje dat ik eerder organiseerde erg leuk, dus ik dacht: "Fuck it! Waarom niet? We beginnen gewoon!" Toen zijn we die tent gewoon begonnen. Dat werd Subsonic, voor de openminded dance liefhebber, van melodische house tot aan breakcore. Op cheesy R&B en EDM shit na kon eigenlijk bijna alles."

Simplon
Naast Subsonic is Merlijn inmiddels ook elders actief in Groningen. "Vorig jaar ben ik aan de gang gegaan bij poppodium Simplon. Dat was failliet gegaan, maar is inmiddels weer opnieuw gestart. Daar ben ik programmering gaan doen, voornamelijk van dance en metal. Vervolgens mocht ik ook voor Bevrijdingsdag de dance programmeren. Nu zijn we weer bezig om Simplon te laten herrijzen. Dat was toch een beetje op sterven na dood." De andere omgeving van Simplon is ook weer een mooie uitdaging, geeft Merlijn aan. "Ik leer hier als programmeur weer veel bij. Bij Subsonic is het allemaal wat laagdrempeliger, met een lage entree en veel doorloop. Bij Simplon betaal je toch vaak minimaal 12,50eu entree ofzo en dan kies je echt voor een bepaalde avond. Het is een andere manier van programmeren. Niet altijd even makkelijk, maar wel erg leerzaam."

China
Buiten Groningen richt Merlijn tegenwoordig zijn pijlen ook nog op andere plekken, en dan heb ik het niet over de Randstad. "We zijn op dit moment ook bezig met China. Daar zijn we nu drie keer geweest. Ik las vorig jaar een artikel op Vice over een Nederlandse jongen die daar met zijn Chinese vriendin de scene een beetje aan het verbouwen is en een club heeft in een kelder daar." Merlijn besloot contact met hem op te nemen, iets waar nog een stevige investering voor moest worden gedaan. "Ik heb hem opgezocht op Facebook en een berichtje gestuurd. Dat kostte overigens 70 cent om dat aan te laten komen in zijn postvak, want we hadden geen gemeenschappelijke vrienden!" aldus een lachende Merlijn. "Ik zei hem dat het ik erg tof vond wat hij aan het doen was en dat ik ook een kelder had met een club, en of we niet eens met elkaar konden Skypen. Toen bleek dat hij heel graag eens de jongens van Kamara wilden hebben, uit Arnhem. Die hadden al eens in de Subsonic gestaan. Ik kon ze helpen aan subsidie, zodat we daar heen konden. Uiteindelijk zijn we met hen en Dr. Lektroluv heen gegaan en hebben daar een tourtje gedaan. Dat was fantastisch."




Kutmuziek 
De attitude van de mensen in China werkte verfrissend op Merlijn. "Ik merkte dat mensen in China nog heel erg open zijn en niet zo gekaderd zijn binnen bepaalde genres. Dat was heel tof om te zien en het was heel erg gaaf om muziek die met passie gemaakt wordt daar heen te brengen, in plaats van al de overgehypte shit. Zo organiseren wij daar volgend jaar, als alles een beetje meezit qua organisatie en dergelijke, het eerste hardcore feest in China. Ik houd eigenlijk echt van 'kutmuziek' en ik vind het mooi om die steeds meer de wereld in te brengen. Ik vind het mooi om mensen even uit hun comfortzone te halen en hen een andere zone in te brengen, die uiteindelijk ook wel weer een andere comfortzone voor hen kan worden." De openminded scene in China staat volgens Merlijn in contrast met hoe het er meestal in Nederland aan toe gaat. "Een nadeel tegenwoordig in de house en techno scene, maar eigenlijk bijkans elke scene, is dat mensen minder bezig zijn met de line-up, maar meer met het feit of het een druk feestje is waar je gezien kunt worden. Het gaat meer om een goede promo of hype dan om de echte muziekkwaliteit. Dat is wel eens jammer, en maakt het ook moeilijk."

Groningen
De veranderende scenes ziet Merlijn echter ook weer als een uitdaging. "Zeker in techno en house, en dan voornamelijk de toegankelijk segmenten daarvan, vind ik het heel lastig inschatten wat nu nog werkt. Ook omdat Groningen wat dat betreft totaal niet representatief is voor de rest van het land. Ik ben soms wel jaloers op Rotterdam, die scene daar, waar goede punkertechno, met gave artiesten van een goed label, trekt gewoon nog steeds 300 man. Dat is toch een beetje de stijl waar we een paar jaar geleden met Subsonic ook mee bezig waren, maar dat kan hier eigenlijk niet meer." Toch ziet Merlijn veel pluspunten van het werkzaam zijn in Groningen. "Iedereen kent elkaar, iedereen gaat naar elkaars feestjes en helpt elkaar ook. Natuurlijk is er wel concurrentie, maar op een gezonde manier. We werken elkaar niet tegen. We hebben echt het gevoel dat we het met elkaar moeten doen, dus we hebben ook belang bij samenwerking. We leven ook een beetje geïsoleerd in het noorden. We werken daarom ook leuk samen met bijvoorbeeld organisaties in Leeuwarden. We houden ons ook een beetje verre van wat allemaal hip is enzo in de Randstad. We houden ons daar niet echt mee bezig."

Subciety
Naast zijn werk als organisator voor Subsonic en Simplon, richt Merlijn zijn pijlen ook op een ander groots plan. "We zijn vanuit Groningen bezig met het ontwikkelen van een nieuwe soort internet: Subciety. Een samenleving onder de 'normale' samenleving, waarin we vooral inzetten op verbindingen in real life. We worden al jarenlang eigenlijk geacht alles zoveel mogelijk online te doen, terwijl eigenlijk de meest interessante dingen gebeuren als we gewoon in het echte leven elkaar ontmoeten en bier drinken en ouwehoeren. We willen met Subciety inzetten op ontmoetingen in real life, of dat nou bij een technofeestje is of gewoon een fucking modelspoortreinenvereniging. Dat je een overzicht hebt van wat er waar gebeurt als je ergens bent. Dat je bijvoorbeeld in Rome bent en wilt weten waar nou een goede metalbar is en dat je dan via twee klikjes in een kleurensysteem kunt zien waar gelijkgestemden zijn. Dat je alles van Airbnb tot aan Whatsapp tot aan je Facebookvrienden eigenlijk comprimeert tot een hele basic verbinding."




Stimuleren van ontmoetingen
In zekere zin sluit zijn werk als organisator erg goed aan bij zijn plannen voor Subciety. Beide draaien om het in contact brengen van mensen. "Precies. De focus ligt dus op het stimuleren van ontmoetingen in het echte leven. Je daadwerkelijke aanwezigheid en real life verbindingen worden dan ook beloond, met een soort van puntensysteem. Dat je aangeeft dat je ergens heen gaat en er dan ook daadwerkelijk bent en ook lang blijft. Je kunt dan bijvoorbeeld ook punten krijgen als je 6 uur lang niet online bent, omdat je aan het slapen bent of aan het sporten of aan het feesten. Het doel is om in 2020, als het internet zo'n beetje 20 jaar bestaat, weer een beetje meer hier aanwezig te zijn, in deze wereld. We willen dat stimuleren door in eerste instantie een overzicht te bieden van wat er is, en hoe je zo snel mogelijk in contact komt met leuke mensen die je wil ontmoeten. Daarnaast willen we ook spammen zoveel mogelijk voorkomen. Als je bijvoorbeeld 50 mensen uitnodigt en er komen er maar 2 opdagen, verdien je weinig geloofwaardigheid. Dat willen we vooral doen aan de hand van kleurencombinaties en niet met cijfers, omdat cijfers teveel afhangen van de willekeur van de beoordelaar. We willen juist meer de associatieve kant op. Het is een heel groot plan om uiteindelijk het nieuwe Facebook te worden, maar dan beter!"

Kijk, zulke plannen kunnen we alleen maar omarmen. Tot het zover is, kun je in ieder geval altijd langskomen bij de Subsonic of Simplon om in real life bier te drinken met anderen. Grote kans dat je met Merlijn zelf ook ergens een biertje kunt drinken en tijdens een gesprek tot interessante ingevingen komt. Dus, sluit je browser na het lezen van dit blog en hop, de wereld in!

zaterdag 18 juli 2015

Interview: Robert Smit talks about Poptrash and Pitchphase

"I love the freedom I have right now."

Next Friday the 24th of July marks the return of Poptrash. Those in the know will probably remember those wonderful nights at the Melkweg years ago, when Poptrash was one of the most fun nights out with a group of friends. The founder of Poptrash is Robert Smit and he also happens to be working at releasing new music under a new moniker: Pitchpase. More than enough reason to have a chat with the lad!


Poptrash Origins
I talk to Robert about those early Poptrash nights at the Melkweg, back when there still were fun nights at that club. I ask him about the early beginnings of Poptrash. “It all started when I was sitting at Leidseplein with a friend and we were chatting about music. We both went to places like Korsakoff, where alternative music got played, but also to Noodlanding in Paradiso, which is more pop music orientated. We were thinking: we need a night where this stuff gets combined! I already worked at the Melkweg as a dj on concert nights, and asked them if I could start a night there where people can dance to both Marilyn Manson and Britney Spears, and everything in between. Luckily, they agreed!”

Poptrash back in the days
Recession
The nights under the name Poptrash quickly were a huge success and Robert extended its reach to other places like the Mezz in Breda and the Waterfront in Rotterdam. After a few years though, Robert decided to lay Poptrash to rest for a bit. “Up until 2009 the parties were a great success, then you noticed the influence of the recession making it too expensive for some clubs to keep continuing in the same manner. Also, I got busier with making and playing my own music as well, so it was hard to keep the focus on both at that time. It felt like a good time to focus more on my own productions and do something new.”


Solo
Robert has always been very musical and has been writing and playing music since he was a kid. “I’ve played in lots of bands, from 1995 onwards. Punk, noise, rock, you name it. The thing with playing in a band is though that it always costs so much time. All the practicing together, the logistics of every one being available all the time. I had been working on some solo material for a while, on cassettedecks and Garageband and stuff like that, when I was working on Poptrash. During that time I got in touch with a lot of acts and labels and different kinds of music, and I thought: maybe I should just focus on producing and releasing some solo stuff. I already was always the arrogant prick and the big ego of the band, so I thought let’s put my money where my mouth is and try to make it work on my own.”

Robert Smit as Sick Boy
Sick Boy
Pretty soon Robert started to make a name for himself and he even landed a high profile collaboration. “I started releasing music and to dj as Sick Boy. It was really great for a while, but after a couple of years I started to become a bit fed up with the type of music I was making. Elektro, fidget, the style of Bloody Beetroots and Steve Aoki. There’s still some really great stuff in that scene, but a lot of the arrangements were starting to become the same. I wanted to challenge myself more as a musician. The last thing I did as Sick Boy was the release of a single together with Steve Aoki. I thought to myself: alright, this can either make me or break me. The reviews were very positive, but somehow I couldn’t manage to get myself a good booking agency here in Holland. While the shows I did do always went great, with lots of people showing up and going mental. I played shows in Germany, France and Spain, on the website Allmusic.com I got mentioned as one of the highlights of the Steve Aoki album. It was kind of frustrating that there was such a lack of interest from booking agencies in the Netherlands.”


Pitchphase
Robert can now say that that frustrating time might have been a blessing in disguise. “I confronted myself with the question: what is it you really want to do? I had already been working for a long time on more classical orientated compositions, soundscapes and industrial, but I never really went all the way with it. But then I decided to start Pitchphase and delve more into those musical worlds. With Sick Boy I got stuck within a genre, and now under this new name it felt like I had all the freedom of the world again. The first things I made as Pitchphase got great reviews from people and that strengthened the idea that what I was doing was the right thing. I no longer felt like Sick Boy anymore, I am a different person than the one I was a couple of years ago and it feels wonderful to now really focus on this music that comes from within me. It is interesting though, because with my previous music the focus has always been on dancing, on making people dance. Now with Pitchphase, it is much more music to listen to. Music for an open air space where I can hopefully pull people into a trance.”


Repetition and difference
The music that Robert makes as Pitchphase sounds contemplative, yet emotional. When he talks about his production process, both elements seem to be present. “Inspiration works in mysterious ways with me. I could come home and then just start playing a few notes, and as soon as I have recorded those first new notes, I could just go on and on. I really love repetition in music, but with little additions in every repetition. Kind of like krautrock, but also like Nine Inch Nails. I mostly work at night, or after 9pm. During the day I find it much harder to create. Also, rain and dark skies really help to get myself in the right mood.”


Balance
“I love the freedom I have right now,” Robert continues. “The only thing that could become a problem is the question of pushing things too far, in the sense of how to keep a right balance in the tracks. I don’t use many beats in my songs, but when I do I have to refrain from turning an ambient song halfway into a speed metal song. I use a lot of guitars in my songs, in a kind of prog rock style like Pink Floyd, and I sometimes wonder if I should put that in every song. Same goes for piano pieces. But I don’t want elements to become a gimmick, everything has to be in favour of the song.”


Live
One thing that is still heavily on Robert’s mind, is how to translate his music to a live setting. “It is very important to me that I can play my music live in a way that really shows the music. I really want to play it live, and I will need some extra multi instrumentalists around me to do that. I’m talking to Ben Spaanders of Cosmic Force and Aller Aalders, who have a studio, Sonar Traffic, in Kytopia. They both have an enormous understanding of analog synthesizers. I want to have synthesizers, electronic drums, guitar and laptops all to work together and really perform as a band. Also, I love working with imagery with my music. I want to have great visuals that accompany the music. All in all still quite some stuff to delve into before I can hit the stage. But I would also love to do something on a smaller scale, like doing something solo live at an art exhibit, where I could do more textural jams for example.”


Release
Robert has been very productive and already has music ready to be released as Pitchphase. “In September my first ep will be released, on 9G Records. Normally they focus more on dance, so I think it’s a cool and bold decision to release my music. There will also be a free track for people to get acquainted with Pitchphase. That track has a Blade Runner reference, because it is the main source of inspiration for it. The ep will have 5 tracks, and after that there will be a few remixes, for Hanin Elias for example, among others. I am also talking to some other labels, more in the industrial and avant-garde areas, so we will see what comes of that. In a way it’s scary, it feels like I’m walking into uncharted territory. Like I said, I’ve always focused more on dance music, and now more on careful listening. But it is good to confront yourself with something new and daring to take a step in an unknown direction. I’m optimistic and excited about it all!”


Poptrash 2015
Back to Poptrash for a bit. Next week will see another rebirth of the by now classic night. Initially, there will be more of a focus on live artists than on dance parties. “Originally Poptrash was all about the combination of alternative and pop music, of live artists and dj’s. I want to go into that direction again. Poptrash has turned into a small company now: Poptrash Productions. We want to do several things under that umbrella. At De Nieuwe Anita on July 24th, we will host the first ‘new’ Poptrash and from then on every month. The next one will be August 28th. There will be a wide variety of artists on these nights, ranging from singer-songwriters to Nintendo punk. We really want to focus on Amsterdam, on supporting the local scene. I’ve always aimed at getting local acts involved.” Besides the live artists, Robert also plans to get the oldschool Poptrash dance parties back. “In the future we will also include other venues that can stay open till late, where we will do the real dance parties. With music ranging from the Prodigy to Taylor Swift, from Rage Against the Machine to classic Madonna. And we will keep the entrance fee low, so it’ll be very accessible. We just want to throw some fun fucking parties.”


Check Pitchphase on Facebook and Soundcloud.

dinsdag 14 juli 2015

Arboreal Affects -Intensities in Trees in the Paintings of André Derain and Emily Carr

I remember the first time visual art really struck a chord deep within the centre of my being. It's about five years ago, at the not so tender age of 28 years old. With music I've long had that experience, and even quite a number of times (probably from age 14 onwards). It is almost as if you need to learn the how to first, before you can enjoy the sudden strike of lightning more than once, because since that first time I've been moved to passionate tears by paintings a number of times. Although learning how to isn't something you can just pick up from a manual or a guide. I think the time has to be right for you as a person to be able to pick up on those fine and fragile fibres of affects that suddenly somehow seem to be radiating from certain works of art. Perhaps music, with its rather direct quality of vibrating frequencies tapping your eardrums, traveling through your body and gently (or sometimes brutally) wrapping itself around your heart and soul, is a more accessible branch of art in that way.

Back to that first time. It was during an exposition in the Hermitage museum in Amsterdam, entitled 'From Matisse to Malevich', that I encountered a painting that not only stopped my world, but made it slowly spin around, giving me a dizzy feeling. At first I thought it was a pure physical deficiency taking hold of my body, but when I returned to the painting a couple of minutes later almost the same thing happened. After a while, the dizzying feeling gave way to a different sensation -an overwhelming emotion that gave me the chills all over my body. I felt something profound taking a hold over me as I examined the painting more closely. I could not pinpoint any particular aspect of the painting as the source of this strange magnetic influence it had over me. I loved the colours, the greenish grey and greyish green. I realised the colours reverberated deep within me, but could that be the only source of this enormous and inspiring feeling? There were trees in the painting, but until that very moment I had not had any special feelings about trees or anything related to them. In fact, as a Gilles Deleuze and Félix Guattari enthusiast I had (in all earnest silliness) even come to resent the symbol of trees and the hierarchical structure they seem to represent. "Thought is not arborescent." [A Thousand Plateaus, Deleuze and Guattari]. But this painting, with its strange trees that seemed to be in perpetual motion, as if they were still in the process of becoming... A painting of becoming trees suddenly seemed very Deleuzian after all. But there was more going on and till this day I cannot exactly say what it is. Although I did find the theoretical term for what happened to me: Stendhal Syndrome. According to Wikipedia: "Stendhal syndrome, Stendhal's syndrome, hyperkulturemia, or Florence syndrome is a psychosomatic disorder that causes rapid heartbeat, dizziness, fainting, confusion and even hallucinations when an individual is exposed to an experience of great personal significance, particularly viewing art."

I often went back to pictures of the painting, online and in books, but it never gave me the same feeling again. Still, even the pictures stirred something within me and even moved me to tears at times, but on a less profound level, almost as if the experience was an afterimage of the original one. I realised that coming face to face with the original work had had a magical effect on me. It could have been the actual size of the painting, perhaps seeing the paint and canvas from up close. Maybe even it was the actual aura of the work of art. Maybe Walter Benjamin was right, and were the "Unnahbarkeit, Echtheit und Einmaligkeit" [Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit, Benjamin] of both the work of art and my observation of it key elements in the construction of my experience. Of course seeing a original painting up close gives way to an altogether different experience than seeing the same painting mediated and on a smaller scale. When one can see the details of the brushstrokes, the texture of the canvas and almost feel the vibrant intensity of the colours -that is what characterises an encounter with an original painting in its full size. And boy what an encounter this was.

On a side note -I love how Benjamin constructs aura and the loss of aura by mechanical reproduction in a mutually exclusive relationship. Without the reproduction of a work of art (or nature for that matter -Benjamin includes both these worlds as capable of having aura), the original doesn't have as much as an impact as it has when there are reproductions scattered around the world and seeing the original one becomes almost a pilgrimage. I haven't seen the original painting The Grove by André Derain anymore since, unfortunately. Yes, that indeed is the painting that I have been talking about above. I am hesitant to add a picture of the painting here, since it will be so far removed from its original aura, but I think it would help clarify what I will be talking about next, when I move from Derain to an other painter of trees: the Canadian artist Emilly Carr.


André Derain - the Grove (1912)

An academic (whose name I cannot seem to trace) talks about a different painting by Derain (The Pine Tree) in words that in my opinion can very well be applied to The Grove as well: "It hearkens to a pre- or posthuman period in which elemental nature reigns supreme. The use of these simple hues: raw umber, dark greens, deep grays, cool tans, stormy blue, emphasizes the natural element and helps convey a sense of the pure force of nature." [The Aesthetic Roots of The Pine Tree by André Derain, unknown author]. It is this sense of a force of nature that we can also see in the work of Emily Carr, especially in her paintings in which she focuses on forests and trees. I am not quite sure which part this exactly plays in my response to both Derain's The Grove and a number of paintings by Carr, but I think it is one of several elements that together lead up to the intensity I feel when looking at these paintings.

Emily Carr - Indian Church (1929)
But let me first talk about how all of a sudden I became so involved in the life and work of Emily Carr. Apparently I must have seen some of her work somewhere, because I wrote down her name in a notebook. With no added notes -just her name. A long time later I was looking for interesting things in that notebook when I came across her name. I had no recollection whatsoever who she was or where I had written her name down. When I think about it now, I believe it must have been sometime in the Summer of 2012, most probably when I was in France. Chances are I have seen a painting by her in a museum in Nantes or Bordeaux, but I am not completely sure about it. Anyway, intrigued by the name with no info I just googled her and quickly found out she was a painter. When I opened a website that showcased a number of her paintings I was struck with the exact same feeling I had when I saw The Grove for the first time. Perhaps 'feeling' isn't the right word, because it seems to be so much more. A profound series of affects that effected me both physically and mentally. A dizzy feeling, a coldness, goosebums and tears that slowly (without me noticing at first) found their way down my face. At the same time the world seemed to come to a halt, time expanded and for a moment it felt as if I could touch the very fabric of my existence.

Overwhelmed, I looked away and started doing some other things. When I returned to the pictures of the paintings a while later, the same affects got a hold of me, albeit in a less intense way, as if the first shock had subsided and I was slowly coming to terms with what I was seeing and experiencing. In a way, it was as Emily Carr herself describes her encounter with the Group of Seven, a group of Canadian painters who focus on landscape paintings. Carr is more than impressed by their collective and creative force: "Oh, God, what have I seen? Where have I been? Something has spoken to the very soul of me, wonderful, mighty, not of this world. Chords way down in my being have been touched. Dumb notes have struck chords of wonderful tone. Something has called out of somewhere. Something in me is trying to answer. It is surging through my whole being, the wonder of it all, like a great river rushing on, dark and turbulent, and rushing and irresistible, carrying me away on its wild swirl like a helpless little bundle of wreckage. Where, where? Oh, these men, this Group of Seven, what have they created?--a world stripped of earthiness, shorn of fretting details, purged, purified; a naked soul, pure and unashamed; lovely space filled with wonderful serenity. What language do they speak, those silent, awe-filled spaces? I do not know. Wait and listen; you shall hear by and by. I long to hear and yet I'm half afraid (...)" [Hundreds and Thousands, Carr] Later on Carr links this experience to a understanding of godliness, but being the atheist I am I will stray away from that direction.

Emily Carr - Metchosin (1935)
Impressed with the works of the Group of Seven, Carr started to focus with her paintings on natural scenes and in particular on the presence of trees. On the website Artchive.com the following description can be found: "To speak of Emily Carr's trees is to seize on the central subject of her work, both as metaphor and form. Like a great axis mundi, the tree centers and grounds most of her paintings." Carr herself wrote a lot a about her life and the way she approached her work and she acknowledges this importance of trees to her: "Trees are so much more sensible than people, steadier and more enduring" and "I ought to stick to nature because I love trees better than people." Her paintings definitely seem to echo these statements, with an almost vibrant force radiating from the trees she portrays (almost as if they possess wild untamed personalities indeed). There are a number of articles (for example on the aforementioned Artchive website) that delve deeper into an analysis of Carr's use of trees (in a more profound way than I could), and I will not try to do the same here. I am more interested in why these works by Carr have this influence on me. It definitely differs per painting though -some I find mildly interesting, others hit me like a high five in the face. I'll show a few of her paintings here so we know what we are talking about:

Emily Carr - Vanquished (1931)

Emily Carr - Old Time Coast Village (1929)

Emily Carr - Mountain Forest (1936)


Emily Carr - Scorned as timber, beloved of the sky (1931)

These trees, both as entities and as groups of entities, have a magical power over me. Not in the way that the Tree of Knowledge has so often been described, nor in the sense of any hierarchical structure. To me, these trees seem to move, seem to overlap with the surroundings they are portrayed in. They seem constantly and continually on the verge of becoming something else. A recurring movement while their place on the canvas obviously doesn't change. Yet every time I look at these paintings (an act of repetition in a sense) something seems to have changed (a difference in perceived affects). Despite the anti-arborealism that Deleuze and Guattari seem to advocate, I experience very Deleuzian elements in my experience of these paintings. Each time, the impact of looking at them seems to me an event (as in Alfred North Whitehead). As Steven Shaviro puts it in his great article 'Deleuze's Encounter With Whitehead': "At every moment, then, the continuing existence of [the work of art, NT] is a new event. (...) At any given instant, my encounter with the [work] is itself an event."

I dropped a few typical terms in this last paragraph. I will try to describe them in relation to my experience of the paintings by Carr and hopefully by doing so elaborate on these ideas. More on that coming soon in a new post.

maandag 6 juli 2015

Interview Max Cavalera

Deze week kwam de nieuwe single van Soulfly keihard binnen knallen: We Sold Our Souls to Metal. Het is een voorproefje van het nieuwe album dat op 14 augustus uitgebracht zal worden op Nuclear Blast Entertainment. Het is een van de hardste en snelste Soulfly nummers die Max Cavalera ooit heeft neergepend en het doet zeer benieuwen naar de tiende plaat. Om alvast in de stemming te komen hier het nieuwe nummer en een interview dat ik een paar jaar geleden met Max had ten tijden van het 15-jarig jubileum van Soulfly voor het inmiddels ten ziele gegane www.jimmyalter.nl. Onder meer over zijn toen aankomende biografie (met een voorwoord van Dave Grohl) en het toen nog naamloze project samen met Greg Puciato (van Dillinger Escape Plan) wat zou uitmonden in de fantastische band Killer Be Killed.




Interview Max Cavalera over 15 jaar Soulfly, Dave Grohl en Greg Puciato

Hij is het grote boegbeeld van de internationale metalwereld sinds eind jaren 1980 en leverde afgelopen week zijn zeventiende langspeelplaat af. Ik heb het over niemand minder dan Max Cavalera, de bij leven al legendarische zanger/gitarist en oprichter van Sepultura, Nailbomb, Soulfly en Cavalera Conspiracy. Afgelopen week kwam het nieuwe album van Soulfly uit, Enslaved getiteld, en het is dit jaar 15 jaar geleden dat Soulfly werd opgericht. Alle reden dus om eens te telefoneren met Max Cavalera.


Max, ten eerste gefeliciteerd met de nieuwe Soulfly-plaat, welke weer geweldig is. Ten tweede: ik had begrepen dat je een of ander virus hebt opgelopen dat je gezicht deels verlamt, hoe staat het daar mee?


Max Cavalera: Bedankt! Ik ben erg trots op de nieuwe plaat. Wat dat virus betreft: dat schijnt Bell’s Palsy te heten. Ik had er zelf nog nooit van gehoord, maar het is een virus dat door de lucht wordt overgedragen en een neurologisch effect heeft. Het zorgt voor een gedeeltelijke gezichtsverlamming. Ik heb het opgelopen toen ik terugvloog uit Australie. Ik schrok me rot in het begin en dacht dat het een beroerte was. Maar het heeft geen shows in de weg gestaan. Drie weken terug speelden we in Zuid-Amerika en ik kon niet eens met mijn rechteroog knipperen! Maar mijn zangstem was niet beinvloed dus de metal kon gewoon doorgaan! Momenteel is het bijna over, ik heb er nog voor zo’n 10% last van.”


Terug naar Enslaved. Het is een enorm bruut album geworden met veel deathmetal en oude thrashmetal invloeden. De recensies zijn enorm positief en er wordt zelfs gesproken over het beste Soulfly album ooit.


MC: “Ik begin nu een beetje via de pers te vernemen dat er inderdaad veel positieve reacties komen op het album. Ik had eigenlijk geen idee over hoe het ontvangen zou worden. Ik wilde gewoon een extreem album maken en terug naar mijn deathmetal roots gaan. Met een nieuwe bassist [Tony Campos van Asesino en voorheen Ministry, NT] en drummer [David Kinkade van Borknagar, NT] had ik ook de muzikanten om die kant op te gaan. Daarnaast is het album geproduceerd door Chris "Zeuss" Harris, die gespecialiseerd is in het geluid dat ik zocht, namelijk deathmetal zonder de satanistische teksten. Ik denk zelf dat het album uiteindelijk zeer sterk is geworden en ben blij dat dat overkomt bij anderen. Het is een dankbaar gevoel om zoveel positieve recensies te lezen en ik denk dat de fans de plaat ook zeker zullen waarderen. Het is in ieder geval een goed begin van een mooi jaar voor Soulfly.”


Je geeft aan dat je het deathmetal geluid hebt opgezocht voor deze plaat. Heb je de line-up speciaal gekozen zodat dat mogelijk werd, of was de line-up er al voordat je besloot deze kant op te gaan?


MC: “Allebei een beetje. Met de riffs die ik zelf al aan het schrijven was, ging ik al richting de deathmetal. Maar toen David als drummer erbij kwam begon het echt serieus te worden. Toen had ik de riffs en een capabele drummer die mee kon spelen in die oude Morbid Angel stijl. Zo is World Scum ontstaan. Het is niet eenvoudig om dit soort brute deathmetal te spelen en het kost een hoop energie om het tot het einde aan toe interessant te houden. Met deze line-up is dat gelukkig mogelijk en iedereen is bekend met de muziek. Marc [Rizzo, al lange tijd vaste gitarist bij zowel Soulfly als Cavalera Conspiracy, NT] luistert veel naar bands als Cannibal Corpse en Suffocation, Tony speelt in Asesino, een deathmetalband, en David speelde in de blackmetal band Borknagar.”


Soulfly staat erom bekend veelvuldig van line-up te veranderen. Zie je de huidige line-up lang bij elkaar blijven of blijf je toch vasthouden aan het principe van wisselende bandleden?


MC: “Ik vind het feit dat de Soulfly line-up regelmatig wisselt wel goed, dus ik denk dat dat ook wel zo zal blijven. De enige die ik er altijd bij wil hebben is Marc, want ik vind hem een geweldige gitarist en het is fantastisch om met hem samen te werken. Het voelt een beetje alsof Soulfly onze band is. De andere bandleden zullen in de toekomst waarschijnlijk wel weer door anderen vervangen worden, een beetje zoals de Soulfly stijl is. Het hangt heel erg af van de stijl waar ik dat moment naar op zoek bent. Maar voorlopig ben ik enorm blij met de huidige band en wil ik Enslaved aan de wereld presenteren met deze muzikanten.”



Zoals altijd zijn er ook op het nieuwe album met Travis Ryan van Cattle Decapitation en Dez Fafara van Coal Chamber weer geweldige gastvocalen te horen. Zijn er nog bepaalde stemmen waar je in de toekomst graag gebruik van zou willen maken?


MC: “Ja, er zijn er nog wel een aantal waar ik graag mee zou willen samenwerken. Mille Petroza van Kreator, Schmier van Destruction en Tom Warrior van Celtic Frost en Triptykon. Ik zal hen in de toekomst waarschijnlijk ook nog wel benaderen om iets samen te gaan doen. Op deze plaat ben ik erg blij met de bijdragen van Dez en Travis. Dez is een vriend en heeft een geweldige stem, met hem heb ik Redemption of Man by God gedaan. Travis zingt mee op World Scum en met zijn brute stem tilt hij het nummer naar een ander niveau. Zijn stem doet me denken aan de oude Deicide. World Scum is overigens ook de eerste single geworden. Ik denk dat het een goede introductie is voor het album. We hebben er ook een toffe videoclip bij gemaakt, een soort mini-film. Volgens mij is het de meest extreme single die ik ooit heb uitgebracht in mijn carriere!”


World Scum is ook gelijk een mooie inleiding voor het overkoepelende thema van de plaat: slavernij. Dit is een onderwerp dat natuurlijk al eerder in je werk met Soulfly naar voren is gekomen, vooral op de eerste plaat. Denk je dat het deathmetal genre noodzakelijk voor je was om het onderwerp deze keer zo uitgebreid te behandelen?


MC: “Ik denk dat het onderwerp en het genre goed bij elkaar passen. Ik behandel zowel de oude vormen van slaverij in Rome als de Afrikaanse slaven in Amerika en meer moderne vormen van slavernij. Voor mij was het genre van extreme metal een perfect platform om daar aandacht aan te besteden. Traditioneel gezien is de blues de muziek die dat onderwerp behandelt, maar vanuit de rock of metal wordt er niet veel aandacht aan besteed. Ik vind de bruutheid van de muziek goed samengaan met het onderwerp slavernij. De albumcover van Enslaved is er een mooie illustratie van. Het is een echt schilderij overigens, geen digitaal werk. Het ziet er een beetje uit als een ouderwetse thrashmetal albumcover.”

De Nederlanders hebben in negatieve zin natuurlijk een belangrijke rol gespeeld in het hele slavernij gebeuren, dus laat Enslaved hier ook maar hard door de boxen schallen. Je stipt ook moderne vormen van slavernij aan zeg je, doel je daarmee op slaven van het kapitalisme?


MC: “Moderne slavernij bestaat op een verborgen manier. Er zijn kinderen die als slaven in fabrieken moeten werken in bv. Mexico of Thailand. Maar er zijn inderdaad ook, zoals jij zegt, slaven van de maatschappij, mensen die economisch gezien totaal afhankelijk zijn van onderbetaalde banen, soms wel twee of drie tegelijk. In het nummer Chains stip ik dat aan. Het is een nogal episch nummer van bijna acht minuten, dat rustig begint, bijna Bolt Thrower-achtig, en uiteindelijk ontaardt in een deathmetal-sessie. Ik zing daar onder andere “breathe, breathe / the air smells disease” dat ook verwijst naar de verborgen vormen van moderne slavernij. Het voelde goed om deze plaat te maken, om te schrijven over oude en nieuwe vormen van slavernij. Het was eigenlijk al een vijftien jaar oud idee, maar nu was de tijd daar om het daadwerkelijk te doen.”


Dit jaar is het 15 jaar geleden dat je Soulfly hebt opgericht. Staan er nog speciale dingen op de planning?


MC: “Nou, we gaan in ieder geval veel touren. Ik heb mijn familie het grootste deel van de tijd bij me, dus we kunnen vaak het nummer Revengeance spelen [op dit nummer spelen Max zijn drie zonen mee, NT]. Er komt ook een biografie van mij aan, welke wordt geschreven door Joel McIver, een Engelse auteur. We hopen dat het boek rond Kerst uit komt. De intro wordt geschreven door Dave Grohl en er zullen veel gasten in het boek aan woord komen, zoals Chino van Deftones. Er zullen veel interviews in staan en mijn levensverhaal vanaf mijn tijd in Brazilie toen ik Sepultura oprichtte en dan verder. Ik hoop dat het interessant is voor mensen en dat het een opbeurend boek zal zijn. Het gaat over mijn jongensdroom om door middel van muziek een beter bestaan op te bouwen.”

Hoe voelt het, 15 jaar Soulfly?


MC: “Geweldig! Het is bijzonder om te beseffen dat er alweer 15 jaar Soulfly achter me ligt. Het voelt als gisteren dat ik Tribe, Eye For An Eye of No Hope = No Fear schreef... Ik ben ook blij met alle albums, ze waren allemaal het beste dat ik op dat moment kon maken en wilde maken. Het is mooi om te zien dat op ieder album een stuk of vier nummers staan die nu nog steeds favorieten zijn bij de fans. Maar de tijd is wel voorbij gevlogen! Maar ik ben klaar voor nog eens 15 jaar Soulfly!”

Dat is goed om te horen! Je bent sowieso erg productief, naast Soulfly natuurlijk ook met Cavalera Conspiracy. Welk van deze projecten is voor jou de belangrijkste?


MC: “Hmm, dat is een lastige vraag. Ze voelen allebei echt als mijn band. Soulfly is misschien iets specialer, omdat ik het helemaal alleen heb opgericht en het de band is die mijn carriere gered heeft nadat ik uit Sepultura was gestapt. Door Soulfly kon ik doen wat ik zo graag wilde doen, kon ik mijn droom leven en muziek blijven maken. Daarom zal Soulfly altijd speciaal voor me blijven. Maar Cavalera Conspiracy is natuurlijk ook belangrijk voor me, omdat ik daar weer samen met Iggor [de broer van Max met wie hij na de breuk met Sepultura niet meer mee sprak,  NT] in speel. Het was een bijzonder moment om weer herenigd te worden met mijn broer en om weer samen in een band te spelen. Misschien dat Soulfly iets dichter bij mijn hart staat, maar volgend jaar ga ik me ook weer op Cavalera Conspiracy richten.”



Laatste vraag: naar het schijnt ben je ook met Greg Puciato van Dillinger Escape Plan bezig met een project. Klopt dit?

MC: “Ja, het is een beetje een project zoals Nailbomb. Ik heb altijd veel van mensen de vraag gekregen of ik weer wat met Nailbomb ging doen. Dat zal niet gebeuren, maar dit project met Greg kun je zien als een soort Nailbomb Pt. II. De drummer van the Mars Volta is ook van de partij en we hebben nu zo’n vier nummers geschreven. We hebben nog geen naam voor het project, maar we hopen volgend jaar een volledig album uit te kunnen brengen. We zullen dan ook een zeer beperkt aantal shows gaan spelen. Maar het zal alleszins een Nailbomb-vibe hebben, dus denk aan industrial en electronica met een dikke punk-attitude!”

Voorlopig blijf je dus een drukbezet man. Bedankt en geniet van het 15-jarig jubileum!

(gepubliceerd op Jimmy Alter op 23 maart 2012)